Cargando…

Gezondheid van de Nederlandse bevolking

Na 1970: hernieuwde sterftedaling in Europa en Noord-Amerika: vierde fase van de epidemiologische transitie. Het tijdperk van delayed degenerativediseases, d.w.z. geen uitschakeling ziekten maar uitstel naar hogere leeftijden (zie paragraaf 3.2.1). Daling sterfte hart- en vaatziekten door afname rok...

Descripción completa

Detalles Bibliográficos
Autor principal: Mackenbach, J.P.
Formato: Online Artículo Texto
Lenguaje:English
Publicado: 2013
Materias:
Acceso en línea:https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC7120741/
http://dx.doi.org/10.1007/978-90-368-1088-3_3
_version_ 1783515042449195008
author Mackenbach, J.P.
author_facet Mackenbach, J.P.
author_sort Mackenbach, J.P.
collection PubMed
description Na 1970: hernieuwde sterftedaling in Europa en Noord-Amerika: vierde fase van de epidemiologische transitie. Het tijdperk van delayed degenerativediseases, d.w.z. geen uitschakeling ziekten maar uitstel naar hogere leeftijden (zie paragraaf 3.2.1). Daling sterfte hart- en vaatziekten door afname roken, daling serumcholesterol, betere opsporing hypertensie, betere medische zorg. Daling verkeersongevallen door verkeersveiligheid (zie paragraaf 3.2.1). Ischemische hartziekte werd van managersziekte een 'volksziekte' (zie paragraaf 3.2.1). Terugkeer infectieziekten na 1970 door resistentie micro-organismen tegen antibiotica en nieuwe infectieziekten zoals hiv/aids, SARS (zie paragraaf 3.2.1). Levensverwachting Nederlanders neemt toe, maar minder snel dan andere Europese landen (zie paragraaf 3.2.1). In de twintigste eeuw vijf tot acht jaar winst in levensverwachting door verbeteringen gezondheidszorg (o.a. antibiotica, vaccinaties, combinatiechemotherapie, verbeteringen chirurgie) (zie paragraaf 3.2.2). infecties bovenste luchtwegen; nek- en rugklachten; acute urineweginfecties; privéongevallen; contacteczeem. nek- en rugklachten; contacteczeem; artrose; diabetes mellitus; coronaire hartziekten. Kwaliteit van leven: 11% van Nederlanders van 12 jaar en ouder heeft een of meer ernstige functionele beperkingen (zie paragraaf 3.3.1). Top-5 aandoeningen met grootste verlies kwaliteit van leven is ander rijtje dan top-5 aandoeningen met hoogste prevalentie. Angststoornissen en depressie staan hoog in rangorde want beperkt sociaal functioneren (zie paragraaf 3.3.1). Sterfte belangrijkste indicator volksgezondheid. Sterftegegevens betrouwbaar en registratie over het algemeen volledig (zie paragraaf 3.3.1). Door toename levensverwachting is het relatieve belang van sterfte als indicator volksgezondheid verminderd (zie paragraaf 3.3.1). Belangrijkste doodsoorzaken Nederland. Mannen: kanker. Vrouwen: hart- en vaatziekten (zie paragraaf 3.3.1). Levensverwachting wordt berekend met behulp van overlevingstafel en geboortecohort (zie paragraaf 3.3.1). gezonde levensverwachting; health-adjusted life expectancy; disability-adjusted life years (DALY's). : Anticonceptie en vruchtbaarheidsproblemen. Geboorteregeling in Nederland nagenoeg perfect. Keerzijde: uitstellen zwangerschappen. Perinatale sterfte en zuigelingensterfte. Sinds jaren tachtig verloopt daling in Nederland minder snel dan bijvoorbeeld Zweden en Finland, door o.a. meerlingzwangerschappen (door ivf), roken, allochtone herkomst zwangeren, verschillen in zorg. Barkerhypothese: groeivertraging foetus heeft langetermijngevolgen voor gezondheid. Foetale programmering: aanpassingen van metabole en endocriene systeem van foetus onder invloed van tekort aan voedingsstoffen zijn schadelijk op latere leven. Ongevallen, suïcide(poging) en geweld: ongevallen in de privésfeer zorgen voor meeste aantal gewonden en overledenen. Moord en doodslag in Nederland vrij zeldzaam. Alcoholgebruik speelt bij verschillende categorieën een rol (zie paragraaf 3.3.3). : Depressie. Prevalentie 5%. Kwetsbaarheid en uitlokkende factoren spelen rol. Schizofrenie. Prevalentie 7 gevallen per 1.000 personen. Openbaart zich vaak op jonge leeftijd, tussen 16 en 24 jaar. Combinatie kwetsbaarheid en omgevingsfactoren. Komt meer voor bij Marokkanen en Surinamers, waarschijnlijk door migratie-ervaringen en/of discriminatie. . Thuisloosheid: vaak oorzaak ernstige psychische problemen. : Ischemische hartziekte. Hoge incidentie komt o.a. door toegenomen welvaart en roken, hoge bloeddruk en hoog serumcholesterol. Beroerte. Een derde toe te schrijven aan verhoogde bloeddruk. Ook verhoogd serumcholesterol, roken, overmatig alcoholgebruik en lichamelijke activiteit. Westerse ziekte en gevolg van modern voedingspatroon (met veel zout). Kanker. Strijd tegen kanker geen succesverhaal. Vroegere opsporing, dus overlevingsverbetering is deels artificieel. Longkanker heeft hoogste sterfte. Huidkanker komt het meest voor. Borstkanker komt na longkanker het meest voor bij vrouwen. Bevolkingsonderzoek leidt tot verbetering opsporing en daling sterfte. : Vergrijzing. Beperkingen: chronische ziekten, mobiliteit, slechthorendheid, dementie. Ontwikkelingen van (gezonde) levensverwachtingen: meningen zijn verdeeld. Evolutiebiologen denken dat bovengrens misschien bereikt is. Euthanasie: vormt uiterste puntje op heel scala aan medische beslissingen rond levenseinde, zoals intensivering pijnbestrijding en palliatieve sedatie. Relatief risico (RR): de verhouding van de incidentie van een ziekte bij personen met en zonder blootstelling aan een bepaalde determinant (zie paragraaf 3.4.1). Populatieattributieve fractie (PAF): de proportie van de totale incidentie van een ziekte binnen de bevolking die toe te schrijven is aan de blootstelling aan een bepaalde determinant (zie paragraaf 3.4.1). Voor de berekening van PAF hoeft de incidentie van de ziekte niet bekend te zijn. Kan met behulp van RR. Voor formules voor berekening RR en PAF, zie paragraaf 3.4.1. : Infectieziekten. Omgekeerde samenhang tussen ernst infectie en besmettelijkheid. Verspreidingswegen. Meldingsplicht bij ziekten als bacillaire dysenterie, kinkhoest, legionellose, malaria en tuberculose. Maag-darminfecties. Voedselvergiftiging komt op grote schaal voor. Hepatitis. A: verspreiding langs fecaal-orale weg. B: via bloed en andere lichaamsvloeistoffen, C: via bloed en veel gezien onder hemofiliepatiënten. Vectorgebonden infectieziekten: Malaria (importziekte). Ziekte van Lyme (via tekenbeten, wel in Nederland). Klimaatverandering verhoogt risico's op vectorgebonden infectieziekten. Zoönosen: infectieziekten van dier op mens. Creutzfeldt-Jakob, hondsdolheid, ornithose/psittacose, Q-koorts, SARS, vogelgriep. Risico is vermoedelijk toegenomen door verstoring ecosystemen en klimaatverandering. Soa's: ook in Nederland neemt frequentie toe, vermoedelijk door toename onveilig vrijen. Komt ook door besef dat behandeling hiv/aids is verbeterd. : Omgevingstemperatuur: verhoging sterfte met hittegolven en koude wintermaanden. Vooral bij kwetsbare groepen. Lawaai. Op werk of thuis. Stress en slaapverstoring kan tot hoge bloeddruk leiden. Veel jongvolwassenen gehoorschade door popconcerten. Ultraviolette straling. Veroorzaakt huidkanker. Neemt erg toe laatste jaren door verandering gedrag bevolking en dunner worden ozonlaag. Chemische stoffen. Asbest, metalen, oplosmiddelen. Geen grote bron gezondheidsschade in Nederland. Luchtverontreiniging. 'Fijn stof' zorgt vermoedelijk voor flink aantal extra sterfgevallen, maar nog niet duidelijk waarop dat effect berust. EU-norm wordt in grote delen van Nederland overschreden. Klimaatverandering. Gevolgen grotendeels onbekend. . : Psychosociale stress. Life events en arbeidssituatie kan invloed hebben. Sociale steun heeft gunstig effect op psychosociale stress. Roken. Verhoogd risico hart- en vaatziekten, kanker en COPD. Tabakswet van 2002 is mijlpaal in antirookbeleid. Rokers in Nederland onder 30%. Middenmoter in Europa. Alcohol en drugs. Veel lichamelijke en psychische problemen en oorzaak huiselijk geweld en zinloos geweld. Comazuipen onder jongeren in Nederland probleem. Ecstasygebruik ook hoog. Voeding. Nederlanders eten te vet en te weinig fruit en groenten, wat risico hart- en vaatziekten vergroot. Lichaamsbeweging. Helpt beschermen tegen hart- en vaatziekten, diabetes, depressie, borst- en dikkedarmkanker. Helft van de Nederlanders beweegt te weinig. . Energiebalans en overgewicht. Obesitas in Nederland 11% onder volwassenen en neemt toe. : Genen versus omgeving en gedrag. Genen belangrijk bij gezondheid individuen, niet zozeer bij volksgezondheid. Genen en ziekte. Rol genetische factoren bij ontstaan ziekte varieert sterk. . Belang van preventie. Belangrijk om meer inzicht te krijgen in genetische determinanten van multifactoriële aandoeningen. Gezondheidsverschillen naar geslacht (zie paragraaf 3.5.1): vrouwen worden ouder maar groter aantal jaren met minder goede gezondheid. Gezondheidsverschillen naar burgerlijke staat (zie paragraaf 3.5.1): gehuwden leven langer. : Arbeidsmarktpositie. Werkenden gezonder dan werklozen en arbeidsongeschikten. Sociaaleconomisch. Mensen met een lagere sociaaleconomische positie zijn vaker ziek. : Regionale verschillen. Verstedelijkte gebieden en aantal regio's in noordoosten hogere sterfte- en ziektecijfers. Brabant en Limburg hebben achterstand. Urbanisatiegraad. In grote steden sterfte hoger. Komt door veranderde bevolkingssamenstelling (gezonde bewoners vertrekken naar elders), niet door slechte levensomstandigheden.
format Online
Article
Text
id pubmed-7120741
institution National Center for Biotechnology Information
language English
publishDate 2013
record_format MEDLINE/PubMed
spelling pubmed-71207412020-04-06 Gezondheid van de Nederlandse bevolking Mackenbach, J.P. Volksgezondheid en gezondheidszorg Article Na 1970: hernieuwde sterftedaling in Europa en Noord-Amerika: vierde fase van de epidemiologische transitie. Het tijdperk van delayed degenerativediseases, d.w.z. geen uitschakeling ziekten maar uitstel naar hogere leeftijden (zie paragraaf 3.2.1). Daling sterfte hart- en vaatziekten door afname roken, daling serumcholesterol, betere opsporing hypertensie, betere medische zorg. Daling verkeersongevallen door verkeersveiligheid (zie paragraaf 3.2.1). Ischemische hartziekte werd van managersziekte een 'volksziekte' (zie paragraaf 3.2.1). Terugkeer infectieziekten na 1970 door resistentie micro-organismen tegen antibiotica en nieuwe infectieziekten zoals hiv/aids, SARS (zie paragraaf 3.2.1). Levensverwachting Nederlanders neemt toe, maar minder snel dan andere Europese landen (zie paragraaf 3.2.1). In de twintigste eeuw vijf tot acht jaar winst in levensverwachting door verbeteringen gezondheidszorg (o.a. antibiotica, vaccinaties, combinatiechemotherapie, verbeteringen chirurgie) (zie paragraaf 3.2.2). infecties bovenste luchtwegen; nek- en rugklachten; acute urineweginfecties; privéongevallen; contacteczeem. nek- en rugklachten; contacteczeem; artrose; diabetes mellitus; coronaire hartziekten. Kwaliteit van leven: 11% van Nederlanders van 12 jaar en ouder heeft een of meer ernstige functionele beperkingen (zie paragraaf 3.3.1). Top-5 aandoeningen met grootste verlies kwaliteit van leven is ander rijtje dan top-5 aandoeningen met hoogste prevalentie. Angststoornissen en depressie staan hoog in rangorde want beperkt sociaal functioneren (zie paragraaf 3.3.1). Sterfte belangrijkste indicator volksgezondheid. Sterftegegevens betrouwbaar en registratie over het algemeen volledig (zie paragraaf 3.3.1). Door toename levensverwachting is het relatieve belang van sterfte als indicator volksgezondheid verminderd (zie paragraaf 3.3.1). Belangrijkste doodsoorzaken Nederland. Mannen: kanker. Vrouwen: hart- en vaatziekten (zie paragraaf 3.3.1). Levensverwachting wordt berekend met behulp van overlevingstafel en geboortecohort (zie paragraaf 3.3.1). gezonde levensverwachting; health-adjusted life expectancy; disability-adjusted life years (DALY's). : Anticonceptie en vruchtbaarheidsproblemen. Geboorteregeling in Nederland nagenoeg perfect. Keerzijde: uitstellen zwangerschappen. Perinatale sterfte en zuigelingensterfte. Sinds jaren tachtig verloopt daling in Nederland minder snel dan bijvoorbeeld Zweden en Finland, door o.a. meerlingzwangerschappen (door ivf), roken, allochtone herkomst zwangeren, verschillen in zorg. Barkerhypothese: groeivertraging foetus heeft langetermijngevolgen voor gezondheid. Foetale programmering: aanpassingen van metabole en endocriene systeem van foetus onder invloed van tekort aan voedingsstoffen zijn schadelijk op latere leven. Ongevallen, suïcide(poging) en geweld: ongevallen in de privésfeer zorgen voor meeste aantal gewonden en overledenen. Moord en doodslag in Nederland vrij zeldzaam. Alcoholgebruik speelt bij verschillende categorieën een rol (zie paragraaf 3.3.3). : Depressie. Prevalentie 5%. Kwetsbaarheid en uitlokkende factoren spelen rol. Schizofrenie. Prevalentie 7 gevallen per 1.000 personen. Openbaart zich vaak op jonge leeftijd, tussen 16 en 24 jaar. Combinatie kwetsbaarheid en omgevingsfactoren. Komt meer voor bij Marokkanen en Surinamers, waarschijnlijk door migratie-ervaringen en/of discriminatie. . Thuisloosheid: vaak oorzaak ernstige psychische problemen. : Ischemische hartziekte. Hoge incidentie komt o.a. door toegenomen welvaart en roken, hoge bloeddruk en hoog serumcholesterol. Beroerte. Een derde toe te schrijven aan verhoogde bloeddruk. Ook verhoogd serumcholesterol, roken, overmatig alcoholgebruik en lichamelijke activiteit. Westerse ziekte en gevolg van modern voedingspatroon (met veel zout). Kanker. Strijd tegen kanker geen succesverhaal. Vroegere opsporing, dus overlevingsverbetering is deels artificieel. Longkanker heeft hoogste sterfte. Huidkanker komt het meest voor. Borstkanker komt na longkanker het meest voor bij vrouwen. Bevolkingsonderzoek leidt tot verbetering opsporing en daling sterfte. : Vergrijzing. Beperkingen: chronische ziekten, mobiliteit, slechthorendheid, dementie. Ontwikkelingen van (gezonde) levensverwachtingen: meningen zijn verdeeld. Evolutiebiologen denken dat bovengrens misschien bereikt is. Euthanasie: vormt uiterste puntje op heel scala aan medische beslissingen rond levenseinde, zoals intensivering pijnbestrijding en palliatieve sedatie. Relatief risico (RR): de verhouding van de incidentie van een ziekte bij personen met en zonder blootstelling aan een bepaalde determinant (zie paragraaf 3.4.1). Populatieattributieve fractie (PAF): de proportie van de totale incidentie van een ziekte binnen de bevolking die toe te schrijven is aan de blootstelling aan een bepaalde determinant (zie paragraaf 3.4.1). Voor de berekening van PAF hoeft de incidentie van de ziekte niet bekend te zijn. Kan met behulp van RR. Voor formules voor berekening RR en PAF, zie paragraaf 3.4.1. : Infectieziekten. Omgekeerde samenhang tussen ernst infectie en besmettelijkheid. Verspreidingswegen. Meldingsplicht bij ziekten als bacillaire dysenterie, kinkhoest, legionellose, malaria en tuberculose. Maag-darminfecties. Voedselvergiftiging komt op grote schaal voor. Hepatitis. A: verspreiding langs fecaal-orale weg. B: via bloed en andere lichaamsvloeistoffen, C: via bloed en veel gezien onder hemofiliepatiënten. Vectorgebonden infectieziekten: Malaria (importziekte). Ziekte van Lyme (via tekenbeten, wel in Nederland). Klimaatverandering verhoogt risico's op vectorgebonden infectieziekten. Zoönosen: infectieziekten van dier op mens. Creutzfeldt-Jakob, hondsdolheid, ornithose/psittacose, Q-koorts, SARS, vogelgriep. Risico is vermoedelijk toegenomen door verstoring ecosystemen en klimaatverandering. Soa's: ook in Nederland neemt frequentie toe, vermoedelijk door toename onveilig vrijen. Komt ook door besef dat behandeling hiv/aids is verbeterd. : Omgevingstemperatuur: verhoging sterfte met hittegolven en koude wintermaanden. Vooral bij kwetsbare groepen. Lawaai. Op werk of thuis. Stress en slaapverstoring kan tot hoge bloeddruk leiden. Veel jongvolwassenen gehoorschade door popconcerten. Ultraviolette straling. Veroorzaakt huidkanker. Neemt erg toe laatste jaren door verandering gedrag bevolking en dunner worden ozonlaag. Chemische stoffen. Asbest, metalen, oplosmiddelen. Geen grote bron gezondheidsschade in Nederland. Luchtverontreiniging. 'Fijn stof' zorgt vermoedelijk voor flink aantal extra sterfgevallen, maar nog niet duidelijk waarop dat effect berust. EU-norm wordt in grote delen van Nederland overschreden. Klimaatverandering. Gevolgen grotendeels onbekend. . : Psychosociale stress. Life events en arbeidssituatie kan invloed hebben. Sociale steun heeft gunstig effect op psychosociale stress. Roken. Verhoogd risico hart- en vaatziekten, kanker en COPD. Tabakswet van 2002 is mijlpaal in antirookbeleid. Rokers in Nederland onder 30%. Middenmoter in Europa. Alcohol en drugs. Veel lichamelijke en psychische problemen en oorzaak huiselijk geweld en zinloos geweld. Comazuipen onder jongeren in Nederland probleem. Ecstasygebruik ook hoog. Voeding. Nederlanders eten te vet en te weinig fruit en groenten, wat risico hart- en vaatziekten vergroot. Lichaamsbeweging. Helpt beschermen tegen hart- en vaatziekten, diabetes, depressie, borst- en dikkedarmkanker. Helft van de Nederlanders beweegt te weinig. . Energiebalans en overgewicht. Obesitas in Nederland 11% onder volwassenen en neemt toe. : Genen versus omgeving en gedrag. Genen belangrijk bij gezondheid individuen, niet zozeer bij volksgezondheid. Genen en ziekte. Rol genetische factoren bij ontstaan ziekte varieert sterk. . Belang van preventie. Belangrijk om meer inzicht te krijgen in genetische determinanten van multifactoriële aandoeningen. Gezondheidsverschillen naar geslacht (zie paragraaf 3.5.1): vrouwen worden ouder maar groter aantal jaren met minder goede gezondheid. Gezondheidsverschillen naar burgerlijke staat (zie paragraaf 3.5.1): gehuwden leven langer. : Arbeidsmarktpositie. Werkenden gezonder dan werklozen en arbeidsongeschikten. Sociaaleconomisch. Mensen met een lagere sociaaleconomische positie zijn vaker ziek. : Regionale verschillen. Verstedelijkte gebieden en aantal regio's in noordoosten hogere sterfte- en ziektecijfers. Brabant en Limburg hebben achterstand. Urbanisatiegraad. In grote steden sterfte hoger. Komt door veranderde bevolkingssamenstelling (gezonde bewoners vertrekken naar elders), niet door slechte levensomstandigheden. 2013-03-07 /pmc/articles/PMC7120741/ http://dx.doi.org/10.1007/978-90-368-1088-3_3 Text en © Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media 2016 This article is made available via the PMC Open Access Subset for unrestricted research re-use and secondary analysis in any form or by any means with acknowledgement of the original source. These permissions are granted for the duration of the World Health Organization (WHO) declaration of COVID-19 as a global pandemic.
spellingShingle Article
Mackenbach, J.P.
Gezondheid van de Nederlandse bevolking
title Gezondheid van de Nederlandse bevolking
title_full Gezondheid van de Nederlandse bevolking
title_fullStr Gezondheid van de Nederlandse bevolking
title_full_unstemmed Gezondheid van de Nederlandse bevolking
title_short Gezondheid van de Nederlandse bevolking
title_sort gezondheid van de nederlandse bevolking
topic Article
url https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC7120741/
http://dx.doi.org/10.1007/978-90-368-1088-3_3
work_keys_str_mv AT mackenbachjp gezondheidvandenederlandsebevolking